A2 TaalCompleet Thema 7- Werken

Geplaatst op door in de categorie Taal, Taal - A2 niveau

Na het werk

Een carrière beginnen in Nederland draait om het vinden van de juiste baan — maar waar moet je zoeken?

Of je nu overweegt naar het land te verhuizen of er al woont, één ding is zeker: Nederland is een duur land.

Dat betekent dat je zeker een baan nodig hebt — en bij voorkeur een met een goed salaris, uitstekende secundaire arbeidsvoorwaarden, en die je op een voortreffelijk carrièrepad zet.

Hier kun je je zoektocht starten!



Verschil werken in Nederland en in Arabische landen

De werkculturen in Nederland en in Arabische landen kunnen sterk van elkaar verschillen, beïnvloed door culturele normen, waarden en sociale structuren. Hier zijn enkele belangrijke verschillen in de werkethiek, omgangsvormen en verwachtingen tussen Nederlanders en mensen uit Arabische landen:

1. Werkstructuur en organisatie

  • Nederland:
    • Plat en informeel: Organisaties zijn vaak plat en minder hiërarchisch. Medewerkers hebben meestal gemakkelijk toegang tot leidinggevenden, en open communicatie wordt aangemoedigd.
    • Teamgericht: Samenwerking en teamwerk zijn belangrijk. Besluitvorming gebeurt vaak in groepsverband, met input van verschillende teamleden.
  • Arabische landen:
    • Hiërarchisch: Organisaties zijn vaak hiërarchischer. Er is respect voor autoriteit en leidinggevenden worden gezien als de uiteindelijke beslissers.
    • Familiebanden: In sommige bedrijven zijn familiebanden en netwerken belangrijk voor de organisatie en de besluitvorming.

2. Communicatiestijl

  • Nederland:
    • Direct en eerlijk: Nederlanders zijn bekend om hun directe communicatiestijl. Ze waarderen transparantie en eerlijkheid in gesprekken.
    • Feedback: Constructieve kritiek en feedback worden vaak als normaal beschouwd en zijn onderdeel van de professionele groei.
  • Arabische landen:
    • Indirect en tactvol: Communicatie kan indirecter zijn, waarbij men probeert om de gevoelens van anderen niet te kwetsen. Het is belangrijk om beleefd en tactvol te zijn.
    • Relaties: Het opbouwen van persoonlijke relaties en vertrouwen is essentieel voordat zakelijke afspraken worden gemaakt.

3. Tijd en planning

  • Nederland:
    • Stiptheid: Tijd is waardevol en stiptheid wordt zeer gewaardeerd. Vergaderingen beginnen en eindigen meestal op tijd.
    • Planning: Er wordt vaak een duidelijke planning en agenda gevolgd in de werkomgeving.
  • Arabische landen:
    • Flexibiliteit: Tijd kan minder strikt worden genomen, en het kan gebruikelijk zijn dat vergaderingen niet op tijd beginnen of langer duren dan gepland.
    • Relatieve tijd: De focus kan meer liggen op de relatie en het gesprek dan op de exacte tijd.

4. Werk-privébalans

  • Nederland:
    • Evenwicht: Er is een sterke nadruk op een goede werk-privébalans. Veel bedrijven bieden flexibele werkuren en mogelijkheden voor thuiswerken.
    • Zorg voor medewerkers: Werkgevers hechten waarde aan het welzijn van hun medewerkers, en er zijn vaak voorzieningen voor ziekteverlof en vakantiedagen.
  • Arabische landen:
    • Lange uren: Werkdagen kunnen langer zijn en medewerkers kunnen meer uren verwachten, vooral in de privé-sector.
    • Familie en gemeenschap: De rol van familie is cruciaal, en het kan zijn dat medewerkers soms werk combineren met familieverplichtingen.

5. Kleding en uiterlijk

  • Nederland:
    • Casual en professioneel: De kledingstijl is meestal casual, maar professioneel. Het hangt af van de bedrijfscultuur, maar formele kleding is niet altijd vereist.
  • Arabische landen:
    • Formeler en cultureel: Kleding kan formeler zijn en vaak meer gericht op culturele normen. In veel Arabische landen zijn er specifieke dresscodes, vooral voor vrouwen.

6. Religieuze invloeden

  • Nederland:
    • Seculier: Nederland is overwegend seculier, en hoewel religie gerespecteerd wordt, speelt het minder een rol in de dagelijkse werkcultuur.
  • Arabische landen:
    • Religieus: Religie speelt een belangrijke rol in het werkleven. Gebedstijden, de Ramadan en andere religieuze praktijken kunnen invloed hebben op de werkuren en de bedrijfscultuur.

Samenvatting

In het kort, de werkcultuur in Nederland is vaak direct, informeel en gericht op samenwerking, terwijl in Arabische landen de cultuur hiërarchischer, indirecter en meer relatiegericht kan zijn. Deze verschillen beïnvloeden hoe mensen samenwerken, communiceren en hun tijd besteden op de werkplek. Het is belangrijk om deze culturele nuances te begrijpen en te respecteren bij samenwerking tussen beide groepen.


Rondleiding

Een rondleiding in een bedrijf of werkplaats is een georganiseerde tour waarbij nieuwkomers de verschillende afdelingen en werkplekken leren kennen. Tijdens de rondleiding krijgt men uitleg over hoe het bedrijf werkt, welke producten of diensten het levert, en hoe de werkprocessen in elkaar zitten.

Meestal begint de rondleiding met een introductie over de geschiedenis van het bedrijf, de kernwaarden en de missie. Daarna worden de verschillende afdelingen bezocht, zoals productie, logistiek, het magazijn, kantoren en andere specifieke werkplekken. Per afdeling geeft een medewerker of leidinggevende een korte toelichting op het werk dat daar gedaan wordt, de machines en technologie die worden gebruikt, en de veiligheidsregels die moeten worden gevolgd.

Het doel van de rondleiding is om nieuwkomers wegwijs te maken in hun nieuwe werkomgeving en hen een goed beeld te geven van de werkzaamheden en de cultuur van het bedrijf.

NederlandsEngelsArabisch
WelkomWelcomeمرحبا (Marhaban)
BedrijfCompanyشركة (Sharika)
RondleidingTourجولة (Jawla)
WerknemerEmployeeموظف (Muwaẓẓaf)
AfdelingDepartmentقسم (Qism)
ProductieProductionإنتاج (Intaj)
KantoorOfficeمكتب (Maktab)
FabriekFactoryمصنع (Maṣnaʿ)
MachineMachineآلة (Ala)
VeiligheidSafetyسلامة (Salama)
KwaliteitQualityجودة (Jawdah)
VoorraadInventoryمخزون (Makḫzun)
MagazijnWarehouseمستودع (Mustawdaʿ)
LeveringDeliveryتوصيل (Tawṣīl)
VergaderzaalMeeting roomغرفة الاجتماعات
KlantCustomerعميل (ʿAmīl)
ProductProductمنتج (Muntaǧ)
PlanningPlanningتخطيط (Taḫṭīṭ)
KwaliteitscontroleQuality controlمراقبة الجودة
TeamTeamفريق (Farīq)
LogistiekLogisticsالخدمات اللوجستية
Technische dienstTechnical serviceالخدمة الفنية
TrainingTrainingتدريب (Tadrīb)
VoormanSupervisorمشرف (Mušrif)
VerkoopSalesمبيعات (Mabīʿāt)
MarketingMarketingتسويق (Taswīq)
UitgangExitمخرج (Maḫraǧ)
ToegangAccessمدخل (Madḫal)
BedrijfsstrategieBusiness strategyإستراتيجية العمل
WerkprocesWorkflowسير العمل (Sayr al-ʿamal)
KlantenserviceCustomer serviceخدمة العملاء
InnovatieInnovationابتكار (Ibtikār)
ProjectProjectمشروع (Mašrūʿ)

Voorzetsels van plaats

NederlandsEngelsArabisch
OpOnعلى (ʿAlā)
OnderUnderتحت (Taḥt)
BovenAboveفوق (Fawq)
VoorIn front ofأمام (Amām)
AchterBehindخلف (Khalf)
TussenBetweenبين (Bayn)
NaastNext toبجانب (Bijānib)
InInفي (Fī)
UitOut ofخارج (Khārij)
VoorbijPastبعد (Baʿd)
TegenoverOppositeمقابل (Muqābil)
BovenopOn top ofعلى رأس (ʿAlā raʾs)
BenedenBelowأسفل (Asfal)
LangsAlongعلى طول (ʿAlā ṭūl)
RondomAroundحول (Ḥawla)

Let op de tijd

Er zijn verschillende manieren om ervoor te zorgen dat je binnen de tijdslimiet werkt tijdens een examen zonder voortdurend op je horloge te hoeven kijken:

  1. Maak een planning: Voordat je begint, verdeel de beschikbare tijd over de verschillende secties of vragen van het examen. Maak een mentale notitie van hoeveel tijd je aan elke vraag of sectie wilt besteden.
  2. Gebruik een timer: Als je niet steeds op je horloge wilt kijken, kun je een stille timer instellen die je waarschuwt wanneer een bepaalde tijd voorbij is. Veel smartphones hebben timer-apps die je kunt gebruiken.
  3. Gebruik de klok in de examenruimte: Kijk af en toe naar de klok in de examenruimte om een algemeen idee te krijgen van hoeveel tijd er is verstreken en hoeveel tijd je nog hebt.
  4. Breek het examen op: Als je meerdere vragen hebt, probeer dan eerst de vragen te beantwoorden waarvan je denkt dat je ze het snelst kunt beantwoorden. Dit helpt je om efficiënter met je tijd om te gaan.
  5. Houd jezelf gemotiveerd: Stel jezelf beloningen in het vooruitzicht voor het afronden van bepaalde delen van het examen binnen de gestelde tijdslimieten. Dit kan je motiveren om efficiënt te werken en op schema te blijven.
  6. Houd een oogje op je voortgang: Probeer af en toe een snelle blik te werpen op hoe ver je bent gekomen in het examen. Dit kan je helpen om te beoordelen of je op schema ligt en of je je moet haasten of juist moet vertragen.

Met een combinatie van deze strategieën kun je efficiënt werken binnen de tijdslimiet van het examen zonder constant op je horloge te hoeven kijken.


Wat moet ik doen?

1. Huishouden/Schoonmaak

NederlandsEngelsArabisch
SchoonmakenCleanتنظيف (Tanzif)
StofzuigenVacuumكنس (Kanas)
AfstoffenDustإزالة الغبار (Izalat al-ghubar)
DweilenMopمسح (Masḥ)
AfwassenWash dishesغسل الأطباق (Ghasl al-atbaq)
OpruimenTidy upترتيب (Tartib)
Bed opmakenMake the bedترتيب السرير (Tartib al-sarir)
De was doenDo laundryغسل الملابس (Ghasl al-malabis)
StrijkenIronكي (Kay)
VegenSweepكنس (Kanas)
Ramen zemenClean windowsتنظيف النوافذ (Tanzif al-nawafidh)
Vuilnis weggooienThrow out trashرمي النفايات (Ramī al-nifayat)

2. Restaurant

NederlandsEngelsArabisch
ServerenServeخدمة (Khidmah)
Opnemen (bestelling)Take orderأخذ الطلب (Akhidh al-talab)
Tafels dekkenSet the tableتجهيز الطاولات (Tajhiz al-tawilat)
AfrekenenCash outمحاسبة (Muḥasaba)
AfwassenWash dishesغسل الأطباق (Ghasl al-atbaq)
In de keuken helpenHelp in the kitchenمساعدة في المطبخ (Musaa’da fi al-matbakh)
Klanten begroetenGreet customersاستقبال العملاء (Istaqbal al-ʿumala)
Tafels schoonmakenClean tablesتنظيف الطاولات (Tanzif al-tawilat)
Menu uitleggenExplain menuشرح القائمة (Sharḥ al-qāʾima)
Reserveringen aannemenTake reservationsحجز الطاولات (Ḥajz al-tawilat)

3. Winkel

NederlandsEngelsArabisch
VerkopenSellبيع (Bayʿ)
Klanten helpenHelp customersمساعدة الزبائن (Musaada al-zaba’in)
Producten aanvullenRestock itemsإعادة تعبئة المنتجات (Iʿadat taʿbiat al-muntajat)
KassawerkWork the cash registerالعمل على الصندوق (al-ʿamal ʿala al-ṣanduq)
Prijzen controlerenCheck pricesفحص الأسعار (Faḥṣ al-ʾasʿār)
Voorraad bijhoudenTrack inventoryتتبع المخزون (Tata’bu’ al-maḫzun)
Rekken schoonmakenClean shelvesتنظيف الرفوف (Tanzif al-rafuf)
Vragen beantwoordenAnswer questionsالإجابة على الأسئلة (al-ʾijābah ʿalā al-ʾasʾilah)
Retouren aannemenAccept returnsقبول المرتجعات (Qabūl al-murtajiʿāt)
Artikelen prijzenPrice itemsتسعير السلع (Tasʿīr al-silaʿ)

4. School

NederlandsEngelsArabisch
LesgevenTeachتعليم (Taʿlīm)
Huiswerk nakijkenCheck homeworkتصحيح الواجبات (Taṣḥīḥ al-wājibāt)
Klassen opruimenClean classroomsتنظيف الفصول الدراسية (Tanzīf al-fuṣūl al-dirāsīyah)
Toetsen makenMake testsإعداد الاختبارات (Iʿdād al-ikhtibārāt)
Les voorbereidenPrepare lessonsتحضير الدروس (Taḥḍīr al-durūs)
Opdrachten uitleggenExplain assignmentsشرح الواجبات (Sharḥ al-wājibāt)
BegeleidenGuideتوجيه (Tawjīh)
Leerlingen helpenHelp studentsمساعدة الطلاب (Musaa’da al-tullab)
Klassenlijst bijhoudenKeep attendanceتتبع الحضور (Tata’bu’ al-ḥuḍur)
Oudergesprekken voerenHold parent meetingsإجراء اجتماعات أولياء الأمور (Ijra’ ijtimāʿāt awliyāʾ al-umūr)

Struktuurwoorden

NederlandsEngelsArabisch
EersteFirstأول (ʾAwwal)
TweedeSecondثاني (Thānī)
DaarnaAfter that / Nextبعد ذلك (Baʿd dhālika)
VervolgensThen / Subsequentlyثم (Thumma)
Tot slotFinally / In conclusionأخيرًا (ʾAkhīran)
Ten eersteFirstlyأولًا (ʾAwwalan)
Ten tweedeSecondlyثانيًا (Thāniyan)
Ten slotteLastlyفي النهاية (Fī al-nihāyah)
Als laatste stapAs the final stepكخطوة أخيرة (Ka-khuṭwah ʾakhīrah)

Let op! Gevaar!

NederlandsEngelsArabisch
NoodgevalEmergencyطارئ (Tāriʾ)
GevaarDangerخطر (Khaṭar)
HulpdienstenEmergency servicesخدمات الطوارئ (Khadamāt al-ṭawāriʾ)
PolitiePoliceشرطة (Shurṭa)
BrandweerFire departmentإطفاء (Iṭfāʾ)
AmbulanceAmbulanceسيارة إسعاف (Sayyārat ʾIsʿāf)
VluchtenEscapeهرب (Harab)
EvacuerenEvacuateإخلاء (ʾIḫlāʾ)
BrandalarmFire alarmإنذار الحريق (Inḏār al-ḥarīq)
UitgangExitمخرج (Maḫraj)
NooduitgangEmergency exitمخرج طوارئ (Maḫraj ṭawāriʾ)
BlussenExtinguishإطفاء (Iṭfāʾ)
VerkeersongevalTraffic accidentحادث مروري (Ḥādiṯ murūrī)
OngelukAccidentحادث (Ḥādiṯ)
Gewonde(n)Injured person(s)مصاب (Muṣāb)
EvacuatieplanEvacuation planخطة الإخلاء (Ḫiṭṭat al-ʾiḫlāʾ)
BlusapparaatFire extinguisherمطفأة حريق (Muṭfaʾat ḥarīq)
VerkeersregelaarTraffic controllerمنظم مرور (Munazzim murūr)
NoodnummerEmergency numberرقم الطوارئ (Raqm al-ṭawāriʾ)

Modale werkwoorden

Modale werkwoorden, ook wel modale hulpwerkwoorden genoemd, zijn werkwoorden die de manier (modus) aangeven waarop een actie plaatsvindt. Ze geven informatie over de waarschijnlijkheid, mogelijkheid, toestemming, verplichting, wens of noodzaak van de hoofdhandeling in een zin.

NederlandsEngelsArabisch
KunnenCan / Be able toيستطيع (Yastaṭīʿ)
MogenMay / Be allowed toيجوز (Yajūz)
MoetenMust / Have toيجب (Yajibu)
WillenWant / Would like toيريد (Yurīdu)
ZullenShall / Willسوف (Sawfa)

Uitleg van modale werkwoorden

  1. Kunnen (Can)
    • Drukt mogelijkheid of vaardigheid uit.
    • Voorbeeld: Ik kan goed zwemmen. (I am able to swim well.)
  2. Mogen (May)
    • Drukt toestemming of mogelijkheid uit.
    • Voorbeeld: Je mag hier parkeren. (You may park here.)
  3. Moeten (Must)
    • Drukt noodzaak of verplichting uit.
    • Voorbeeld: Ik moet naar huis gaan. (I must go home.)
  4. Willen (Want)
    • Drukt een wens of verlangen uit.
    • Voorbeeld: Ik wil graag koffie drinken. (I would like to drink coffee.)
  5. Zullen (Shall)
    • Drukt toekomst, intentie, of belofte uit.
    • Voorbeeld: We zullen op tijd vertrekken. (We shall leave on time.)

In een zin staat het modale werkwoord meestal vooraan en verandert de betekenis van het hoofdwerkwoord door een extra laag van verplichting, wens, toestemming of mogelijkheid toe te voegen.


Gebruikelijke regels omtrent ziekmelden en vrij vragen van werk

In Nederland zijn er duidelijke regels en protocollen voor het ziekmelden en vrij vragen van werk. Deze regels zorgen ervoor dat zowel de werknemer als de werkgever weten waar ze aan toe zijn en helpen bij een gestructureerde afhandeling van afwezigheid. Hier zijn de gebruikelijke regels:

Ziekmelden

  1. Tijdig ziekmelden:
    • Werknemers moeten zich zo snel mogelijk ziekmelden, meestal vóór een bepaalde tijdstip in de ochtend (bijvoorbeeld vóór 9:00 uur), afhankelijk van de regels van de werkgever.
  2. Meldingsprocedure:
    • Het ziekmelden moet vaak telefonisch gebeuren en in sommige gevallen via e-mail of een speciaal systeem van het bedrijf.
    • Werknemers moeten de naam van de persoon aan wie ze zich ziekmelden en de datum en tijd van het ziekmelden noteren.
  3. Vermelden van ziekteoorzaak:
    • Werknemers hoeven niet in detail te treden over hun medische conditie. Een algemene beschrijving zoals “griep” of “rugpijn” volstaat.
    • De werkgever mag geen uitgebreide medische informatie vragen vanwege privacywetgeving.
  4. Contact en bereikbaarheid:
    • Werknemers moeten tijdens hun ziekteperiode bereikbaar zijn voor hun werkgever.
    • De werkgever kan vragen om updates over het herstelproces.
  5. Bezoek aan bedrijfsarts:
    • De werkgever kan de werknemer doorverwijzen naar de bedrijfsarts om de verzuimsituatie te beoordelen.
    • Werknemers zijn verplicht mee te werken aan redelijke verzoeken van de bedrijfsarts.

Vrij vragen

  1. Verlofaanvraag:
    • Verlofaanvragen moeten tijdig en volgens de procedure van het bedrijf worden ingediend.
    • Dit kan meestal via een formulier, e-mail, of een intern systeem.
  2. Goedkeuring:
    • De werkgever moet de verlofaanvraag goedkeuren. Dit gebeurt vaak in overleg en op basis van de personeelsbehoefte.
    • Wettelijk gezien moeten werkgevers in principe voldoen aan redelijke verlofverzoeken, tenzij er zwaarwegende bedrijfsbelangen zijn.
  3. Soorten verlof:
    • Vakantieverlof: Werknemers hebben recht op minimaal vier keer de wekelijkse arbeidsduur per jaar (bijv. 20 dagen bij een 40-urige werkweek).
    • Kort verzuimverlof: Voor noodzakelijke privézaken zoals doktersbezoek of een begrafenis.
    • Calamiteitenverlof: Voor onvoorziene omstandigheden zoals een ziek kind of een noodsituatie thuis.
    • Ouderschapsverlof: Voor ouders van jonge kinderen, waarbij de werknemer onbetaald verlof kan opnemen.
    • Zwangerschaps- en bevallingsverlof: Voor zwangere werknemers en na de bevalling.
  4. Speciale verlofregelingen:
    • Werknemers kunnen in aanmerking komen voor andere specifieke verlofregelingen zoals adoptieverlof, zorgverlof, of sabbatical.

Overige regels en tips

  • Werknemersrechten: Het is belangrijk dat werknemers hun rechten en plichten kennen, zoals beschreven in de Arbeidstijdenwet en de cao (collectieve arbeidsovereenkomst) van hun sector.
  • Communicatie: Duidelijke communicatie tussen werknemer en werkgever is cruciaal om misverstanden te voorkomen.
  • Documentatie: Houd een schriftelijke registratie bij van ziekmeldingen en verlofaanvragen voor administratieve doeleinden.

Door deze regels te volgen, kunnen zowel werknemers als werkgevers zorgen voor een soepele en eerlijke afhandeling van ziekte en verlof, wat bijdraagt aan een gezonde en productieve werkomgeving.


Bijzinnen en indirecte rede

Bijzinnen

Definitie: Een bijzin is een zin die niet zelfstandig kan functioneren en afhankelijk is van een hoofdzin. Bijzinnen voegen extra informatie toe aan de hoofdzinnen en worden vaak ingeleid door een voegwoord (zoals “dat”, “omdat”, “als”, “terwijl”, etc.).

Voorbeeld:

  • Hoofdzin: Ik ga naar de winkel.
  • Bijzin: omdat ik melk nodig heb.
  • Volledige zin: Ik ga naar de winkel omdat ik melk nodig heb.

Directe rede

Definitie: Directe rede is de weergave van wat iemand letterlijk heeft gezegd, vaak tussen aanhalingstekens. Het geeft de woorden weer zoals ze zijn uitgesproken.

Voorbeeld:

  • Hij zei: “Ik kom morgen.”
  • Zij vroeg: “Wil je met me gaan?”

Indirecte rede

Definitie: Indirecte rede is de weergave van wat iemand heeft gezegd, maar zonder de exacte woorden te herhalen. Het gebruikt vaak een inleidende zin en past de grammaticale structuur aan. In de indirecte rede wordt meestal de volgorde van de woorden veranderd en worden aanhalingstekens weggelaten.

Voorbeeld:

  • Hij zei dat hij morgen kwam.
  • Zij vroeg of ik met haar wilde gaan.

Samenvatting

KenmerkDirecte RedeIndirecte Rede
WeergaveWoorden letterlijk weergegevenWoorden parafraseren
AanhalingstekensJaNee
VoorbeeldHij zei: “Ik ben moe.”Hij zei dat hij moe was.
StructuurBlijft meestal dezelfde volgordeWoorden en zinsstructuur veranderen

Belangrijke punten

  • Bijzinnen voegen extra context toe aan een zin en zijn afhankelijk van een hoofdzin.
  • Directe rede behoudt de oorspronkelijke woorden van de spreker en maakt het gemakkelijk om de exacte uitspraak te begrijpen.
  • Indirecte rede verandert de structuur en maakt de boodschap minder persoonlijk, maar biedt meer integratie in de zin.

Indirecte rede

Indirecte rede verwijst naar de manier waarop iemand iets zegt of denkt zonder de exacte woorden te herhalen. In plaats daarvan wordt de boodschap opnieuw geformuleerd als een indirecte weergave van wat werd gezegd of gedacht. Dit wordt vaak gebruikt bij het rapporteren van wat iemand anders heeft gezegd, gedacht of gevraagd. In het Nederlands wordt de indirecte rede meestal aangeduid door werkwoorden zoals “zeggen”, “denken”, “vragen”, gevolgd door een bijzin die de oorspronkelijke woorden of gedachten indirect weergeeft.

Voorbeeldzinnen

Bijzinnen

  1. Hoofdzin: Ik blijf thuis.
    • Bijzin: omdat het regent.
    • Volledige zin: Ik blijf thuis omdat het regent.
  2. Hoofdzin: Hij is moe.
    • Bijzin: omdat hij de hele nacht heeft gewerkt.
    • Volledige zin: Hij is moe omdat hij de hele nacht heeft gewerkt.
  3. Hoofdzin: Zij gaat naar de winkel.
    • Bijzin: als ze tijd heeft.
    • Volledige zin: Zij gaat naar de winkel als ze tijd heeft.

Directe rede

  1. Zin: Hij zei: “Ik ga morgen naar het strand.”
  2. Zin: Zij vroeg: “Heb je mijn boek gezien?”
  3. Zin: De lerares zei: “Jullie moeten de opdracht voor vrijdag inleveren.”

Indirecte rede

  1. Zin: Hij zei dat hij morgen naar het strand ging.
  2. Zin: Zij vroeg of ik mijn boek had gezien.
  3. Zin: De lerares vertelde ons dat we de opdracht voor vrijdag moesten inleveren.

Wat doen Nederlanders aan het einde van de werkdag?

  1. Naar huis gaan: De meeste Nederlanders gaan direct naar huis na het werk. Ze gebruiken vaak de fiets, het openbaar vervoer, of de auto.
  2. Boodschappen doen: Veel mensen stoppen op de weg naar huis bij de supermarkt voor dagelijkse boodschappen.
  3. Sporten: Een aanzienlijk aantal Nederlanders gaat sporten na het werk. Populaire sporten zijn fietsen, hardlopen, fitnessen, en teamsporten zoals voetbal en hockey.
  4. Kinderen ophalen: Ouders halen vaak hun kinderen op van de opvang, school of naschoolse activiteiten.
  5. Ontspannen: Bij thuiskomst nemen mensen tijd om te ontspannen, bijvoorbeeld door een kop thee of koffie te drinken.

Vrije Tijd

  1. Gezinsleven: Veel Nederlanders besteden hun vrije tijd aan gezinsactiviteiten, zoals samen eten, spelletjes spelen, of televisie kijken.
  2. Hobby’s: Veel mensen hebben hobby’s zoals lezen, tuinieren, koken, schilderen, of muziek maken.
  3. Sporten en Fitness: Naast na het werk, sporten Nederlanders ook in hun vrije tijd. Wandelen, fietsen, zwemmen, en naar de sportschool gaan zijn populaire activiteiten.
  4. Uitgaan: Jongeren en volwassenen gaan vaak uit naar cafés, restaurants, bioscopen, of theaters.
  5. Vrijwilligerswerk: Nederland kent een sterke traditie van vrijwilligerswerk. Veel mensen besteden hun vrije tijd aan het helpen van anderen in hun gemeenschap.
  6. Reizen en Dagjes uit: Tijdens weekends en vakanties maken Nederlanders graag uitstapjes, zoals een dagje naar het strand, een bezoek aan een pretpark, of een citytrip.
  7. Sociaal contact: Nederlanders hechten waarde aan sociale contacten en brengen tijd door met vrienden en familie. Dit kan variëren van een borrel in de kroeg tot een barbecue in de tuin.

Traditionele avondroutine

  1. Avondeten: Het avondeten is een belangrijk moment voor Nederlandse gezinnen. Ze eten vaak samen rond 18:00 uur.
  2. Televisie en Media: Veel Nederlanders kijken ’s avonds televisie, series op streamingdiensten, of lezen de krant/nieuws op hun tablets of smartphones.
  3. Koffie/thee drinken: Na het avondeten drinken veel mensen nog een kop koffie of thee, vaak met een koekje erbij.
  4. Voorbereiden op de volgende dag: Voor het slapen gaan, bereiden veel mensen zich voor op de volgende werkdag door hun kleding klaar te leggen, de lunch voor te bereiden, en andere huishoudelijke taken te verrichten.

Voltooide tijd


Nieuwe collega

NederlandsEngelsArabisch
HalloHelloمرحبا (Marḥabā)
Ik ben (naam)I am (name)أنا (الاسم) (ʾAnā (al-ism))
Leuk je te ontmoetenNice to meet youسعيد بلقائك (Saʿīd bilqā’ik)
Hoe gaat het?How are you?كيف حالك؟ (Kayfa ḥāluka?)
Wat doe je hier?What do you do here?ماذا تفعل هنا؟ (Mādhā tafʿal hunā?)
Ik werk in (afdeling)I work in (department)أعمل في (القسم) (Aʿmal fī (al-qiṣm))
Heb je het naar je zin?Are you enjoying it?هل تستمتع؟ (Hal tastaʿtiʿ?)
Hoe lang werk je hier?How long have you worked here?منذ متى وأنت تعمل هنا؟ (Mundhu matā wa anta taʿmal hunā?)
Wat zijn je hobby’s?What are your hobbies?ما هي هواياتك؟ (Mā hiya hiwāyātak?)
Ik ben (leeftijd) jaar oudI am (age) years oldأنا عمري (العمر) سنة (ʾAnā ʿumrī (al-ʿumr) sanah)
Heb je vragen?Do you have questions?هل لديك أسئلة؟ (Hal ladayka ʾasʾilah?)
Tot ziensSee you laterإلى اللقاء (Ilā al-liqāʾ)
Welkom!Welcome!أهلاً وسهلاً (Ahlan wa sahlan)

Het kiezen van de juiste persoon voor een team of bedrijf is cruciaal voor het succes ervan. Hier zijn enkele belangrijke criteria die je zou kunnen overwegen bij het beoordelen van potentiële nieuwe collega’s:

  1. Vaardigheden en expertise: Bekijk of de kandidaat beschikt over de nodige vaardigheden en expertise om de vereiste taken uit te voeren. Dit kan zowel technische vaardigheden als soft skills omvatten.
  2. Cultuurpassendheid: Onderzoek of de kandidaat goed past bij de cultuur van het team of bedrijf. Dit omvat zowel waarden, normen, als de manier van werken en communiceren.
  3. Teamspelersmentaliteit: Beoordeel of de kandidaat een teamspeler is en of ze kunnen samenwerken met anderen om gezamenlijke doelen te bereiken. Dit is essentieel voor een goede teamdynamiek.
  4. Motivatie en betrokkenheid: Evalueer of de kandidaat echt gemotiveerd is om bij het bedrijf te werken en betrokkenheid toont bij de missie en doelstellingen ervan. Dit kan helpen om een duurzame werkrelatie op te bouwen.
  5. Leervermogen en aanpassingsvermogen: Onderzoek of de kandidaat bereid is om nieuwe dingen te leren en zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Flexibiliteit is een belangrijke eigenschap in een snel veranderende zakelijke omgeving.
  6. Communicatievaardigheden: Let op de communicatievaardigheden van de kandidaat, zowel mondeling als schriftelijk. Effectieve communicatie is essentieel voor een goede samenwerking en het vermogen om ideeën en informatie over te brengen.
  7. Innovatief denken: Bekijk of de kandidaat in staat is om creatieve oplossingen te bedenken en nieuwe ideeën te genereren. Innovatief denken kan helpen bij het stimuleren van groei en het vinden van nieuwe kansen voor het bedrijf.
  8. Werkethiek: Onderzoek de werkethiek van de kandidaat, inclusief hun toewijding aan het leveren van kwalitatief hoogwaardig werk en het nakomen van deadlines. Een sterke werkethiek is essentieel voor succes op de lange termijn.

Door deze criteria zorgvuldig te overwegen en te bespreken, kun je een goed beeld krijgen van welke persoon het beste in het team of bedrijf past.


Bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden zijn woorden die een eigenschap of kenmerk van een zelfstandig naamwoord beschrijven. Ze geven meer informatie over dat zelfstandig naamwoord en helpen om een duidelijker beeld te schetsen.

NederlandsEngelsArabisch
MooiBeautifulجميل (Jamīl)
GrootBigكبير (Kabīr)
KleinSmallصغير (Ṣaghīr)
SlimSmartذكي (Dhakī)
SnelFastسريع (Sarīʿ)
LangLongطويل (Ṭawīl)
KortShortقصير (Qaṣīr)
JongYoungشاب (Shābb)
OudOldقديم (Qadīm)
DonkerDarkمظلم (Muẓlim)
LichtLightخفيف (Khaffīf)
VriendelijkFriendlyودود (Wadūd)
MoedigBraveشجاع (Shujāʿ)
GezondHealthyصحي (Ṣiḥḥī)
InteressantInterestingمثير للاهتمام (Muthīr lil-ihtimām)

Kenmerken van bijvoeglijke naamwoorden

  1. Functie:
    • Bijvoeglijke naamwoorden dienen om zelfstandig naamwoorden te kwalificeren of te specificeren. Ze beantwoorden vragen zoals “Wat voor een?” of “Hoeveel?”.
  2. Plaatsing:
    • In het Nederlands staan bijvoeglijke naamwoorden meestal vóór het zelfstandig naamwoord:
      • Voorbeeld: de mooie bloemen (the beautiful flowers).
    • Ze kunnen ook achter het zelfstandig naamwoord staan, vooral na werkwoorden zoals “zijn”, “worden” of “blijven”:
      • Voorbeeld: De bloemen zijn mooi (The flowers are beautiful).
  3. Verbuiging:
    • Bijvoeglijke naamwoorden worden vaak verbogen (veranderd) afhankelijk van het geslacht, getal en de bepaalde of onbepaalde vorm van het zelfstandig naamwoord:
      • Voorbeeld:
        • de grote hond (the big dog) – het grote huis (the big house).
        • Twee grote honden (two big dogs).
  4. Trap van vergelijking:
    • Bijvoeglijke naamwoorden kunnen ook in verschillende trappen van vergelijking worden gebruikt:
      • Positief: mooi (beautiful)
      • Comparatief: mooier (more beautiful)
      • Superlatief: mooist (most beautiful)
    • Voorbeeld:
      • Dit boek is mooi.
      • Dit boek is mooier dan dat boek.
      • Dit boek is het mooist van allemaal.

Lunchpauze

Tijdens de lunchpauze hebben Nederlanders verschillende gewoonten en activiteiten, afhankelijk van hun werkomgeving en persoonlijke voorkeuren. Hier zijn enkele veelvoorkomende activiteiten:

Lunchgewoonten

  1. Broodmaaltijd:
    • Veel Nederlanders eten een broodmaaltijd tijdens de lunch. Dit bestaat meestal uit boterhammen met beleg zoals kaas, ham, pindakaas, of hagelslag.
    • Soms wordt er ook yoghurt, fruit of een salade gegeten.
  2. Kantine of bedrijfsrestaurant:
    • In grotere bedrijven en kantoren maken veel mensen gebruik van de kantine of het bedrijfsrestaurant, waar ze warme maaltijden, salades, soepen, en belegde broodjes kunnen kopen.
    • Sommige kantines bieden ook gezonde opties en vegetarische of veganistische maaltijden aan.
  3. Buiten de deur eten:
    • Werknemers in stedelijke gebieden gaan vaak naar nabijgelegen cafés, broodjeszaken, of restaurants voor hun lunch.
    • Fastfoodketens en lokale eettentjes zijn ook populaire keuzes.

Activiteiten tijdens de lunchpauze

  1. Wandelen:
    • Veel Nederlanders maken een wandeling tijdens hun lunchpauze, vooral als het mooi weer is. Dit helpt om even weg te zijn van de werkplek en om te ontspannen.
    • Wandelen in een park, door de stad, of gewoon rondom het kantoorgebouw is gebruikelijk.
  2. Sporten:
    • Sommige mensen maken gebruik van de lunchpauze om te sporten, bijvoorbeeld door te joggen, fietsen, of een snelle sessie in de sportschool te doen.
    • Bedrijven met faciliteiten zoals een fitnessruimte moedigen dit vaak aan.
  3. Socializen:
    • De lunchpauze is een goed moment om met collega’s te socializen. Mensen eten samen in de kantine, in de gemeenschappelijke ruimtes, of buiten op een terras.
    • Het is een kans om bij te praten over werk gerelateerde en persoonlijke zaken.
  4. Ervaringen delen:
    • Soms organiseren bedrijven lunchbijeenkomsten of presentaties waar werknemers tijdens de lunch kunnen luisteren naar gastsprekers, deelnemen aan workshops, of ervaringen delen.
  5. Ontspannen en opladen:
    • Veel werknemers gebruiken de lunchpauze om te ontspannen en op te laden. Dit kan door even een boek te lezen, naar muziek te luisteren, of gewoon rustig te zitten zonder afleiding.
  6. Boodschappen doen:
    • Voor degenen die in de buurt van winkels werken, kan de lunchpauze een goede tijd zijn om snel boodschappen te doen.

Overige gewoonten

  1. Korte pauze:
    • In sommige sectoren is de lunchpauze kort en nemen werknemers slechts een paar minuten om snel iets te eten voordat ze weer aan het werk gaan.
  2. Flexibele pauze:
    • Flexibele werktijden maken het soms mogelijk om de lunchpauze te verlengen en later weer aan het werk te gaan, of juist een korte pauze te nemen en eerder te stoppen met werken.

In het algemeen varieert de manier waarop Nederlanders hun lunchpauze doorbrengen sterk, afhankelijk van persoonlijke voorkeuren, de bedrijfscultuur, en de beschikbare faciliteiten. Het belangrijkste doel van de lunchpauze is om een moment van rust en verfrissing te bieden midden op de werkdag.


Verschil tussen lunch in Nederland en andere Arabische landen

1. Lunchtijd en duur

  • Nederland:
    • Lunchtijden variëren meestal van 12:00 tot 14:00 uur.
    • De lunchpauze is vaak korter, meestal 30 minuten tot een uur, afhankelijk van het bedrijf. Medewerkers kunnen kiezen om hun lunch op kantoor te nuttigen of buiten de deur.
  • Arabische landen:
    • Lunchtijden kunnen later zijn, vaak rond 13:00 tot 15:00 uur.
    • In sommige Arabische landen kan de lunchpauze langer zijn, vooral in de warme maanden, om een siësta of een rustpauze mogelijk te maken.

2. Soort maaltijd

  • Nederland:
    • De lunch is vaak lichter, met brood (sandwiches, volkorenbrood) als basis. Dit kan worden aangevuld met kaas, vleeswaren, salade of een soep.
    • Er wordt soms ook gekozen voor snacks zoals yoghurt of fruit.
  • Arabische landen:
    • De lunch kan een uitgebreide maaltijd zijn, vaak met rijst, vlees (zoals kip of lam), groenten, en diverse salades. Gerechten kunnen variëren afhankelijk van de regio (bijvoorbeeld hummus, tabouleh, falafel).
    • Maaltijden worden vaak gedeeld, wat de sociale interactie bevordert.

3. Sociale aspecten

  • Nederland:
    • Lunchtijd is soms meer individueel. Mensen kunnen ervoor kiezen om alleen te lunchen of in kleine groepen.
    • Het kan gebruikelijk zijn om snel te lunchen, vooral tijdens drukke werkdagen.
  • Arabische landen:
    • De lunch kan een sociale gebeurtenis zijn en wordt vaak met collega’s of vrienden gedeeld. Gezelligheid en gesprek staan centraal.
    • Het is gebruikelijker om tijd te nemen voor de lunch, wat kan leiden tot langere pauzes en meer informele gesprekken.

4. Kantoorvoorzieningen

  • Nederland:
    • Veel Nederlandse bedrijven hebben een keuken of lunchruimte waar medewerkers hun eigen lunch kunnen opwarmen of samen kunnen komen.
    • Cateringdiensten voor lunches komen ook voor, vooral in grotere bedrijven.
  • Arabische landen:
    • In sommige bedrijven zijn er specifieke eetruimtes of restaurants waar medewerkers kunnen lunchen.
    • Het is niet ongebruikelijk dat bedrijven ook lunches aanbieden of sponsoren voor speciale gelegenheden.

5. Eetgewoonten en etiquette

  • Nederland:
    • Informele sfeer, maar het is beleefd om aan tafel te wachten totdat iedereen is geserveerd voordat men begint te eten.
    • Eten met een mes en vork is gebruikelijk, vooral bij warme maaltijden.
  • Arabische landen:
    • Eten kan vaak met de handen worden genuttigd, vooral als het gaat om traditionele gerechten.
    • Gastvrijheid is belangrijk; het is gebruikelijk om gasten te verwelkomen met voedsel en drinken.

Samenvatting

In het kort, lunchen in Nederland is vaak sneller en minder ceremonieel, terwijl in Arabische landen de lunch kan uitgroeien tot een sociale gebeurtenis met uitgebreidere maaltijden en tijd voor interactie. Elk systeem weerspiegelt de culturele waarden en de sociale structuren van de respectieve samenlevingen.


Woorden van frequentie

NederlandsEngelsArabischVoorbeeldzin
AltijdAlwaysدائمًا (Dā’iman)Ik ga altijd om 8 uur naar school.
VaakOftenكثيرًا (Kathīran)Hij komt vaak naar het feest.
RegelmatigRegularlyبانتظام (Bāntizām)We oefenen regelmatig voor de toets.
SomsSometimesأحيانًا (Aḥyānān)Soms ga ik in het weekend naar de film.
ZeldenRarelyنادرًا (Nādirān)Zij eet zelden vlees.
NooitNeverأبدًا (Abadan)Ik heb nooit naar dat programma gekeken.
MeestalUsuallyعادةً (ʿĀdatan)Wij eten meestal om 6 uur.
Af en toeOccasionallyمن حين لآخر (Min ḥīn li-ākhar)Ik ga af en toe naar een concert.
Vaak welQuite oftenغالبًا ما (Ghāliban mā)Ik zie hem vaak wel, maar niet altijd.
Vaak nietQuite rarelyنادرًا ما (Nādiran mā)Zij komt vaak niet naar de vergaderingen.

Uitleg van de woorden van frequentie

Altijd: Dit woord wordt gebruikt om te benadrukken dat er geen uitzondering is; het gebeurt continu of zonder onderbreking.
Voorbeeld: “Hij is altijd punctueel; hij komt nooit te laat.”

Meestal: Dit betekent dat iets het grootste deel van de tijd gebeurt, maar niet altijd. Het impliceert een frequent voorkomende gebeurtenis of handeling, maar met enige uitzonderingen.
Voorbeeld: “Ik eet meestal gezond, maar soms trakteer ik mezelf op iets lekkers.”

Vaak: Dit betekent dat iets frequent of herhaaldelijk gebeurt, maar niet constant. Het impliceert een regelmatig terugkerende gebeurtenis of handeling.
Voorbeeld: “Hij gaat vaak wandelen in het park om tot rust te komen.”

Soms: Dit betekent dat iets af en toe gebeurt, maar niet regelmatig. Het duidt op een incidentele of sporadische gebeurtenis of handeling.
Voorbeeld: ” Soms ga ik naar de bioscoop in het weekend.”

Zelden: Dit geeft aan dat iets niet vaak voorkomt en dat het eerder een uitzondering dan de regel is.
Voorbeeld: “Ze komen zelden bij ons op bezoek.”

Nooit: Dit betekent dat iets nooit plaatsvindt, op geen enkel moment in de tijd. Het geeft een totale afwezigheid of het ontbreken van een gebeurtenis of handeling aan.
Voorbeeld: “Hij gaat nooit naar de sportschool; hij houdt niet van sporten.”

Regelmatig: Dit benadrukt de herhaling op een consistente basis, vaak met een specifiek tijdsinterval.
Voorbeeld: “Ik sport regelmatig om fit te blijven.”

Af en toe: Dit woord impliceert een sporadische frequentie; iets dat niet regelmatig of vaak voorkomt, maar ook niet volledig ontbreekt.
Voorbeeld: “Af en toe ga ik naar een concert.”

Vaak wel: Dit benadrukt dat iets meestal gebeurt, maar met enige uitzondering; het is niet gegarandeerd.
Voorbeeld: “Ze zijn vaak wel op tijd, maar soms zijn ze laat.”

Vaak niet: Dit geeft aan dat iets meestal niet plaatsvindt, maar er zijn gevallen waarin het wel gebeurt.
Voorbeeld: “Hij komt vaak niet opdagen bij de vergaderingen.”


Vergrotende en overtreffende trap

Bijvoeglijk NaamwoordPositiefVergrotende TrapOvertreffende Trap
MooiMooiMooierMooiste
GrootGrootGroterGrootste
KleinKleinKleinerKleinste
SlimSlimSlimmerSlimste
SnelSnelSnellerSnelste
LangLangLangerLangste
KortKortKorterKortste
JongJongJongerJongste
OudOudOuderOudste
DonkerDonkerDonkerderDonkerste
LichtLichtLichterLichtste
VriendelijkVriendelijkVriendelijkerVriendelijkste
MoedigMoedigMoedigerMoedigste
GezondGezondGezonderGezondste
InteressantInteressantInteressanterInteressantste

Uitleg van de trappen van vergelijking

  • Positief: Dit is de basisvorm van het bijvoeglijk naamwoord en beschrijft een eigenschap. Het wordt gebruikt zonder vergelijkingen. Bijvoorbeeld: “Dit boek is interessant.”
  • Vergrotende trap: De comparatief wordt gebruikt om twee dingen met elkaar te vergelijken. Dit gebeurt meestal door het achtervoegsel “-er” toe te voegen aan het bijvoeglijk naamwoord, of door “meer” te gebruiken voor langere bijvoeglijke naamwoorden. Bijvoorbeeld: “Dit boek is interessanter dan dat boek.”
  • Overtreffende trap: De superlatief wordt gebruikt om de hoogste graad van een eigenschap aan te duiden, vaak met “de…ste” of “het…ste”. Dit geeft aan dat iets de meeste of hoogste waarde heeft. Bijvoorbeeld: “Dit boek is het interessantste van allemaal.”

Voorbeeldzinnen

  1. Mooi
    • Positief: “Maria vindt haar schilderij mooi.”
    • Vergrotende trap: “Sophie vindt haar schilderij mooier dan dat van Maria.”
    • Overtreffende trap: “Tom vindt zijn schilderij het mooiste.”
  2. Groot
    • Positief: “Jasper vindt zijn nieuwe huis groot.”
    • Vergrotende trap: “Emma vindt haar huis groter dan dat van Jasper.”
    • Overtreffende trap: “Luca vindt zijn huis het grootste van de straat.”
  3. Klein
    • Positief: “Sophie vindt haar hond klein.”
    • Vergrotende trap: “Noah vindt zijn hond kleiner dan die van Sophie.”
    • Overtreffende trap: “Maya vindt haar hond het kleinste van allemaal.”
  4. Slim
    • Positief: “Eva vindt haar broer slim.”
    • Vergrotende trap: “Jasper vindt zijn zus slimmer dan zijn broer.”
    • Overtreffende trap: “Sophie vindt haar vriend de slimste van de klas.”
  5. Snel
    • Positief: “Liam vindt zijn auto snel.”
    • Vergrotende trap: “Emma vindt haar auto sneller dan die van Liam.”
    • Overtreffende trap: “Tom vindt zijn auto de snelste van allemaal.”
  6. Lang
    • Positief: “Sophie vindt de weg naar huis lang.”
    • Vergrotende trap: “Liam vindt de weg naar school langer dan de weg naar huis.”
    • Overtreffende trap: “Tom vindt de weg naar het strand de langste.”
  7. Kort
    • Positief: “Maria vindt het verhaal kort.”
    • Vergrotende trap: “Noah vindt dit verhaal korter dan dat andere verhaal.”
    • Overtreffende trap: “Jasper vindt dit het kortste verhaal dat hij ooit heeft gelezen.”
  8. Jong
    • Positief: “Anna vindt haar zus jong.”
    • Vergrotende trap: “Luca vindt zijn broer jonger dan Anna’s zus.”
    • Overtreffende trap: “Maya vindt haar neef de jongste van de familie.”
  9. Oud
    • Positief: “Sophie vindt het gebouw oud.”
    • Vergrotende trap: “Emma vindt het museum ouder dan het gebouw.”
    • Overtreffende trap: “Tom vindt de kerk het oudste gebouw in de stad.”
  10. Interessant
    • Positief: “Maria vindt haar boek interessant.”
    • Vergrotende trap: “Liam vindt zijn boek interessanter dan dat van Maria.”
    • Overtreffende trap: “Noah vindt zijn boek het interessantste dat hij ooit heeft gelezen.”

Bijvoeglijke bijwoorden

Bijvoeglijke bijwoorden geven aan hoe iets gebeurt of in welke mate een eigenschap van toepassing is. Ze kunnen gebruikt worden om bijvoeglijke naamwoorden of andere bijwoorden verder te specificeren.

Voorbeelden:

  • Snel: “Hij loopt snel.” (Hier beschrijft ‘snel’ hoe hij loopt.)
  • Zeer: “Ze is zeer intelligent.” (Hier versterkt ‘zeer’ het bijvoeglijke naamwoord ‘intelligent’.)
  • Bijna: “Dat was bijna perfect.” (Hier geeft ‘bijna’ aan in welke mate iets perfect was.)

Functie:

  • Bijvoeglijke bijwoorden beantwoorden vaak de vragen “hoe?”, “hoeveel?”, “in welke mate?” of “op welke manier?”.
  • Ze helpen om de betekenis van de zin te nuanceren en meer details te geven over de acties of eigenschappen.

Voorbeelden van bijvoeglijke bijwoorden

Hier zijn enkele veelgebruikte bijvoeglijke bijwoorden met voorbeeldzinnen:

Bijvoeglijk bijwoordVoorbeeldzin
Snel“Hij loopt snel naar school.”
Erg“Dat boek is erg interessant.”
Zeer“De presentatie was zeer informatief.”
Vrij“Ze is vrij gelukkig in haar nieuwe baan.”
Altijd“Hij is altijd vriendelijk tegen zijn collega’s.”
Soms“Ze komt soms te laat op werk.”
Ongelooflijk“Dat was een ongelooflijk goede film.”


Hulp nodig bij de uitspraak van een woord of zin?


Nederlandstalig nieuws, programma’s, films



Goede voorbereiding voor je examen

In onderstaande video’s worden alle onderwerpen die belangrijk zijn voor het examen duidelijk uitgelegd.


Woordenschat

Een anderstalige moet op A1-niveau zo’n 1000 woorden kennen, op A2 al 2000 en op B1 zelfs 5000.


Nederlandse woordenschat, deels uitgelegd in het Engels


Nederlandse grammatica, deels uitgelegd in het Engels

Kennismaking met ouders
https://youtu.be/htr0mDyF97A
Salarisonderhandeling
https://youtu.be/8r8lq4uhnSc

Voorbeeldexamens

Meer spreekvaardigheid oefenen?

Zoek op ‘spreken examen A2’

lezen examen oefenen
https://youtu.be/c_H_YgieZ34
lezen examen oefenen
https://youtu.be/sxAlVRaukIU
lezen examen oefenen
https://youtu.be/AoiQZYnP5yE

Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM)

Diverse onderwerpen worden hier besproken (Arabisch/Nederlands):

1)        https://youtu.be/780rnjV8rb8 (الأعياد و المناسبات في هولندا | Feestdagen in Nederland)

2)        https://youtu.be/Xd-TjeQeLh0 (Belasting, Subside, en Uitkering | الضرائب في هولندا)

3)        https://youtu.be/x8dI_tnJmoQ (الدرس الأول : العمل | Les 1 : Werk)

4)        https://youtu.be/K3g80Qg5vBU (الرعاية الصحية في هولندا | Zorg)

5)        https://youtu.be/caluLv0OPOc (التربية| De opvoeding)

6)        https://youtu.be/B2X4pvrqvbs (تاريخ هولندا | De geschiedenis van Nederland)

7)        https://youtu.be/Qva8axNapPs (خريطة هولندا والمياه | Holland kaart en water)

8)        https://youtu.be/cF3WzRHmJTE (De Tweede Wereldoorlog | الحرب العالمية الثانية)

9)        https://youtu.be/9Yznz3l-tb8 (الهيئات | ج2 |instantie)

10)     https://youtu.be/RVPkobNpjU8 (الهيئات | ج1 |Instantie)

11)     https://youtu.be/5yKsTnmcO0w (التعليم في هولندا | ج١| het onderwijssysteem)

12)     https://youtu.be/BRay5SFyLFA ( العمل في هولندا| ج2 | Het werk)


Voorbeeld examens Ad Appel Taaltrainingen A1 en A2

Inburgeringsexamen A1 (1)
https://youtu.be/gNZyORg7Lig
Inburgeringsexamen A1 (2)
https://youtu.be/g_hUGdu_2MI

Voor diverse video’s over examen A2: zoek op ‘ad appel A2’


Spelenderwijs je spreekvaardigheid oefenen


Oefeningen


Terug naar het overzicht

Geef een reactie