Werkwoorden met vaste voorzetsels

Geplaatst op door in de categorie Taal, Taal - A2 niveau

Als je een andere taal op A2-niveau beheerst, kun je:

  • zinnen en regelmatig voorkomende uitdrukkingen begrijpen die verband hebben met zaken van direct belang (bijvoorbeeld persoonsgegevens, familie, winkelen, plaatselijke geografie, werk of opleiding);
  • communiceren tijdens simpele en alledaagse taken en een korte boodschap, zoals een bedankbriefje schrijven;
  • in eenvoudige bewoordingen aspecten van je eigen achtergrond en omgeving beschrijven.



Lijst met werkwoorden met vaste voorzetsels

  1. zich aanpassen aan
    Omar past zich gemakkelijk aan in de groep. (adapt to – يتكيف مع)
  2. behoefte hebben aan
    Iedereen heeft behoefte aan vriendschap. (need for – يحتاج إلى)
  3. deelnemen aan
    Neemt Sylvie deel aan de quiz? (participate in – يشارك في)
  4. denken aan / om / over
    Denk aan wat we afgesproken hebben! / Denk om de buren, maak geen lawaai! / Kitty denkt na over een eventuele scheiding. (think of/about – يفكر في / ب)
  5. sterven aan / van
    Mijn opa is gestorven aan kanker / van ouderdom. (die from/of – يموت من / بسبب)
  6. twijfelen aan
    Marcus twijfelt niet aan je eerlijkheid. (doubt – يشك في)
  7. verslaafd zijn aan
    Daniel is echt verslaafd aan cola. (addicted to – مدمن على)
  8. werken aan
    De auteur werkt aan een nieuw boek. (work on – يعمل على)
  9. horen bij
    Die kleine jongen hoort bij de groep. (belong to – ينتمي إلى)
  10. passen bij
    Mijn blauwe handtas past goed bij mijn jurk. (match – يناسب)
  11. geïnteresseerd zijn in / interesse hebben in
    Timo is geïnteresseerd in / heeft interesse in de paardensport. (interested in – مهتم ب)
  12. geloven in
    Geloof jij in een leven na de dood? (believe in – يؤمن بـ)
  13. plezier hebben in
    Alexis heeft plezier in kanovaren. (enjoy – يستمتع بـ)
  14. slagen in
    Alfred is geslaagd in zijn carrière. (succeed in – ينجح في)
  15. zich specialiseren in
    Wij willen ons specialiseren in Nederlands. (specialize in – يتخصص في)
  16. zich vergissen in
    Tina heeft zich vergist in die man. (mistake – يخطئ في)
  17. zin hebben in
    Heb je zin in een ijsje? (feel like – يشتهي / يرغب في)
  18. akkoord gaan met
    Ik ga akkoord met zijn plan. (agree with – يوافق على)
  19. beginnen met
    De leerlingen beginnen met goede moed aan hun studie. (start with – يبدأ بـ)
  20. bevriend zijn met
    Lili is niet meer bevriend met Emily. (be friends with – صديق لـ)
  21. klaar zijn met
    Ben je bijna klaar met je huiswerk? (done with – ينتهي من)
  22. blij zijn met
    Rita is heel blij met haar nieuwe auto. (happy with – سعيد بـ)
  23. ervaring hebben met
    Heeft Erik ervaring met honden? (experience with – لديه خبرة مع)
  24. gelukkig zijn met
    Agneski is gelukkig met haar nieuwe huis. (happy with – سعيد بـ)
  25. iemand feliciteren met
    Ik wil je graag feliciteren met je diamanten huwelijk. (congratulate on – يهنئ بـ)
  26. meedoen met
    Doe je mee met het sporttoernooi? (join in – يشارك في)
  27. rekening houden met
    Probeer altijd rekening te houden met de anderen! (consider – يأخذ في الاعتبار)
  28. spreken met
    Morgen moet ik spreken met de directeur. (speak with – يتحدث مع)
  29. informeren naar
    Franceska informeert naar een nieuwe job. (inquire about – يستفسر عن)
  30. kijken naar
    Iedereen kijkt naar dat populaire tv-programma. (watch – يشاهد)
  31. luisteren naar
    Luister je op zondagmiddag naar het sportnieuws op de radio? (listen to – يستمع إلى)
  32. telefoneren naar
    Wim telefoneert naar zijn schoonmoeder. (call – يتصل بـ)
  33. verlangen naar
    Mijn baas is moe; hij verlangt naar vakantie. (long for – يتوق إلى)
  34. zoeken naar
    Naar die vermiste jongen wordt al maanden gezocht! (search for – يبحث عن)
  35. geven om
    Goede buren geven veel om elkaar. (care about – يهتم بـ)
  36. lachen om
    Ik lach telkens weer om die flauwe grap. (laugh at – يضحك على)
  37. verdriet hebben om
    Mijn opa heeft veel verdriet om het overlijden van oma. (grieve over – يحزن على)
  38. antwoorden op
    Antwoordt u meteen op zijn mail, alstublieft? (respond to – يجيب على)
  39. boos zijn op
    De leraar is boos op de leerling omdat hij niet gestudeerd heeft. (angry with – غاضب على)
  40. een beroep doen op
    Als de kraan lekt, doe ik een beroep op de loodgieter. (appeal to – يلجأ إلى)
  41. hopen op
    Hoop je op beter weer in Spanje? (hope for – يأمل في)
  42. zich abonneren op
    Francisco abonneert zich op een sportmagazine. (subscribe to – يشترك في)
  43. invloed hebben op
    Het weer heeft vaak invloed op ons humeur. (influence on – يؤثر على)
  44. letten op
    Let op de weg en gsm niet tijdens het rijden! (pay attention to – ينتبه إلى)
  45. lijken op
    Mijn dochter lijkt helemaal niet op mij. (resemble – يشبه)
  46. recht hebben op
    Iedereen heeft recht op een vrije mening. (right to – له الحق في)
  47. rekenen op
    Op die man kun je altijd rekenen. (count on – يعتمد على)
  48. trots zijn op
    Elke goede leraar is trots op zijn klas. (proud of – فخور بـ)
  49. verliefd zijn op
    Ons buurmeisje is verliefd op mijn broer. (in love with – واقع في الحب مع)
  50. wachten op
    Ik wacht al een uur op de dokter! (wait for – ينتظر)
  51. beslissen over
    De burgemeester beslist over de organisatie van het concert. (decide about – يقرر بشأن)
  52. klagen over
    De peuter klaagt over tandpijn. (complain about – يشكو من)
  53. nadenken over
    Denk maar eens na over zijn voorstel! (think about – يفكر في)
  54. spreken over
    In de les spreekt de leraar over de Tweede Wereldoorlog. (talk about – يتحدث عن)
  55. tevreden zijn met / over
    Manuel is tevreden met het resultaat. De coach is tevreden over Issa. (satisfied with – راضٍ بـ / over – راضٍ عن)
  56. zich beperken tot
    De president beperkt zich tot het bezoeken van enkele provincies. (limit to – يقتصر على)
  57. bereid zijn tot
    Ben je bereid tot een compromis? (willing to – مستعد لـ)
  58. in staat zijn tot
    David is tot veel in staat als hij maar wil. (capable of – قادر على)
  59. protesteren tegen
    Een massa mensen protesteerde tegen de nieuwe wetten. (protest against – يحتج على)
  60. zich verzekeren tegen
    Heb je je verzekerd tegen inbraak, Jerome? (insure against – يؤمّن ضد)
  61. vriendelijk zijn tegen
    Ik probeer altijd vriendelijk te zijn tegen de politie. (friendly towards – ودود تجاه)
  62. bestaan uit
    Zijn cadeau bestaat uit 2 cd’s en een drietal boeken. (consist of – يتكون من)
  63. afhangen van
    Als het van mij afhangt, kunnen we morgen fietsen. (depend on – يعتمد على)
  64. bang zijn van/voor
    Rik is bang van/voor honden. (afraid of – يخاف من)
  65. dromen van
    Ik droom van een reis naar New York. (dream of – يحلم بـ)
  66. gebruikmaken van
    Voor zijn les maakt de leraar gebruik van een powerpoint. (make use of – يستخدم)
  67. houden van
    Kinderen houden veel van hun ouders, en omgekeerd. (love – يحب)
  68. op de hoogte zijn van
    Ben je op de hoogte van de nieuwe instructies? (aware of – على علم بـ)
  69. overtuigen van
    Jonas heeft mij overtuigd van zijn tekentalent. (convince of – يقنع بـ)
  70. spijt hebben van
    Heb je spijt van wat je gedaan hebt, Christian? (regret – يندم على)
  71. zeker zijn van
    In België kun je nooit zeker zijn van het weer. (certain of – متأكد من)
  72. belangstelling hebben voor
    Timo heeft veel belangstelling voor klassieke muziek. (interest in – مهتم بـ)
  73. (be)danken voor
    Vergeet hem niet te (be)danken voor het mooie geschenk! (thank for – يشكر على)
  74. geschikt zijn voor
    Nathalie is helemaal niet geschikt voor die job. (suitable for – مناسب لـ)
  75. gevoelig zijn voor
    Mijn moeder is gevoelig voor gruwelijke beelden op tv. (sensitive to – حساس لـ)
  76. zich interesseren voor
    Andres interesseert zich enorm voor voetbal. (interested in – يهتم بـ)
  77. kiezen voor
    Magda kiest voor Achmed in de plaats van Abdel. (choose for – يختار)
  78. slagen voor
    Ben je geslaagd voor je rijexamen? Proficiat! (pass – ينجح في)
  79. studeren voor
    Ben studeert voor automecanicien. (study for – يدرس لـ)
  80. verantwoordelijk zijn voor
    Ben jij verantwoordelijk voor de opvoeding van dat kind? (responsible for – مسؤول عن)
  81. zich verontschuldigen voor
    De directeur verontschuldigt zich voor zijn afwezigheid. (apologize for – يعتذر عن)
  82. vrezen voor
    De sportman vreest voor een langdurige immobiliteit. (fear for – يخشى من)
  83. waarschuwen voor
    Ik waarschuw je voor die man; hij deugt niet. (warn about – يحذر من)
  84. zorgen voor
    Nina zorgt al tien jaar alleen voor haar kinderen. (take care of – يعتني بـ)
  85. 4o
  86. Je zei:
  87. Graag nogmaals. Maar nu alle dubbele eruit halen. En indien mogelijk de voorbeeldzinnen herschrijven met een ander woord (moeder = vader, hij = zij, enz)
  88. ChatGPT zei:
  89. ChatGPT
  90. Natuurlijk, hier is de herschreven versie zonder de dubbele werkwoord-combinaties en met gewijzigde voorbeeldzinnen:
  91. zich aanpassen aan
    Yasmine past zich snel aan de nieuwe schoolomgeving aan. (adapt to – يتكيف مع)
  92. behoefte hebben aan
    Iedereen heeft behoefte aan rust na een lange werkdag. (need for – يحتاج إلى)
  93. deelnemen aan
    Neemt Johan deel aan het toernooi? (participate in – يشارك في)
  94. denken aan / om / over
    Denk aan je afspraak met de dokter! / Denk om de fietsers in het verkeer! / Sofia denkt over een carrièreswitch na. (think of/about – يفكر في / ب)
  95. sterven aan / van
    Mijn vader is gestorven aan hartfalen / van verdriet. (die from/of – يموت من / بسبب)
  96. twijfelen aan
    Laura twijfelt niet aan je goede bedoelingen. (doubt – يشك في)
  97. verslaafd zijn aan
    Emma is verslaafd aan chocolade. (addicted to – مدمن على)
  98. werken aan
    De ingenieur werkt aan een nieuw project. (work on – يعمل على)
  99. horen bij
    De kat hoort bij het gezin. (belong to – ينتمي إلى)
  100. passen bij
    De schoenen passen goed bij zijn pak. (match – يناسب)
  101. geïnteresseerd zijn in / interesse hebben in
    Klaas is geïnteresseerd in / heeft interesse in kunstgeschiedenis. (interested in – مهتم ب)
  102. geloven in
    Geloof jij in ware liefde? (believe in – يؤمن بـ)
  103. plezier hebben in
    Eva heeft plezier in schilderen. (enjoy – يستمتع بـ)
  104. slagen in
    Milan is geslaagd in zijn studie. (succeed in – ينجح في)
  105. zich specialiseren in
    De arts wil zich specialiseren in cardiologie. (specialize in – يتخصص في)
  106. zich vergissen in
    Ik heb me vergist in haar karakter. (mistake – يخطئ في)
  107. zin hebben in
    Heb je zin in een warme chocolademelk? (feel like – يشتهي / يرغب في)
  108. akkoord gaan met
    Ik ga akkoord met de veranderingen in het rooster. (agree with – يوافق على)
  109. beginnen met
    De cursisten beginnen met enthousiasme aan hun training. (start with – يبدأ بـ)
  110. bevriend zijn met
    Hannah is al jaren bevriend met Nina. (be friends with – صديق لـ)
  111. klaar zijn met
    Ben je klaar met het rapport? (done with – ينتهي من)
  112. blij zijn met
    Tom is heel blij met zijn promotie. (happy with – سعيد بـ)
  113. ervaring hebben met
    Sanne heeft ervaring met het trainen van honden. (experience with – لديه خبرة مع)
  114. gelukkig zijn met
    Elsa is gelukkig met haar nieuwe appartement. (happy with – سعيد بـ)
  115. iemand feliciteren met
    Ik wil je feliciteren met je verjaardag. (congratulate on – يهنئ بـ)
  116. meedoen met
    Doe je mee met de marathon? (join in – يشارك في)
  117. rekening houden met
    Je moet rekening houden met de wensen van de klant. (consider – يأخذ في الاعتبار)
  118. spreken met
    Morgen spreek ik met mijn leidinggevende. (speak with – يتحدث مع)
  119. informeren naar
    Ze informeert naar de openingstijden van het museum. (inquire about – يستفسر عن)
  120. kijken naar
    Iedereen kijkt naar de zonsondergang. (watch – يشاهد)
  121. luisteren naar
    Luister je naar het weerbericht? (listen to – يستمع إلى)
  122. telefoneren naar
    Hij telefoneert naar de klantenservice. (call – يتصل بـ)
  123. verlangen naar
    Mijn collega verlangt naar een rustige vakantie. (long for – يتوق إلى)
  124. zoeken naar
    Er wordt gezocht naar een vermiste kat. (search for – يبحث عن)
  125. geven om
    Goede vrienden geven om elkaar. (care about – يهتم بـ)
  126. lachen om
    We lachen altijd om die grappige video’s. (laugh at – يضحك على)
  127. verdriet hebben om
    Haar broer heeft veel verdriet om het verlies van zijn hond. (grieve over – يحزن على)
  128. antwoorden op
    Wil je direct antwoorden op haar vraag? (respond to – يجيب على)
  129. boos zijn op
    De leerling is boos op de docent omdat hij een slecht cijfer kreeg. (angry with – غاضب على)
  130. een beroep doen op
    Als de computer kapot is, doe ik een beroep op de IT-afdeling. (appeal to – يلجأ إلى)
  131. hopen op
    Ik hoop op een zonnige zomer. (hope for – يأمل في)
  132. zich abonneren op
    Marta heeft zich geabonneerd op een tijdschrift over reizen. (subscribe to – يشترك في)
  133. invloed hebben op
    Stress heeft invloed op je gezondheid. (influence on – يؤثر على)
  134. letten op
    Let op je tas in het openbaar vervoer! (pay attention to – ينتبه إلى)
  135. lijken op
    Haar zoon lijkt veel op zijn vader. (resemble – يشبه)
  136. recht hebben op
    Iedereen heeft recht op een veilige werkplek. (right to – له الحق في)
  137. rekenen op
    Je kunt altijd rekenen op je vrienden. (count on – يعتمد على)
  138. trots zijn op
    Mijn ouders zijn trots op mijn diploma. (proud of – فخور بـ)
  139. verliefd zijn op
    Sara is verliefd op haar klasgenoot. (in love with – واقع في الحب مع)
  140. wachten op
    Ze wachten al een uur op de trein. (wait for – ينتظر)
  141. beslissen over
    Het team beslist over de locatie van de vergadering. (decide about – يقرر بشأن)
  142. klagen over
    De patiënt klaagt over hoofdpijn. (complain about – يشكو من)
  143. nadenken over
    Denk na over je toekomstplannen. (think about – يفكر في)
  144. spreken over
    Tijdens de bijeenkomst spreekt men over het nieuwe beleid. (talk about – يتحدث عن)
  145. tevreden zijn met / over
    Sander is tevreden met zijn salaris. De manager is tevreden over het werk van het team. (satisfied with – راضٍ بـ / over – راضٍ عن)
  146. zich beperken tot
    De presentatie beperkt zich tot de belangrijkste punten. (limit to – يقتصر على)
  147. bereid zijn tot
    Ben jij bereid tot een compromis? (willing to – مستعد لـ)
  148. in staat zijn tot
    Anna is in staat tot grootse prestaties als ze haar best doet. (capable of – قادر على)
  149. protesteren tegen
    De buurtbewoners protesteerden tegen de bouwplannen. (protest against – يحتج على)
  150. zich verzekeren tegen
    Hij heeft zich verzekerd tegen diefstal. (insure against – يؤمّن ضد)
  151. vriendelijk zijn tegen
    Wees altijd vriendelijk tegen je collega’s. (friendly towards – ودود تجاه)
  152. bestaan uit
    Het pakket bestaat uit een boek en een pen. (consist of – يتكون من)
  153. afhangen van
    Onze beslissing hangt af van het weer. (depend on – يعتمد على)
  154. bang zijn van/voor
    Kim is bang voor spinnen. (afraid of – يخاف من)
  155. dromen van
    Ik droom van een huis aan het strand. (dream of – يحلم بـ)
  156. gebruikmaken van
    Voor zijn presentatie maakte hij gebruik van een laptop. (make use of – يستخدم)
  157. houden van
    Kinderen houden veel van hun grootouders. (love – يحب)
  158. op de hoogte zijn van
    Ben je op de hoogte van de laatste ontwikkelingen? (aware of – على علم بـ)
  159. overtuigen van
    Hij heeft me overtuigd van zijn gelijk. (convince of – يقنع بـ)
  160. spijt hebben van
    Heb je spijt van je beslissing? (regret – يندم على)
  161. zeker zijn van
    Je kunt nooit zeker zijn van je plannen met dit weer. (certain of – متأكد من)
  162. belangstelling hebben voor
    Sofie heeft veel belangstelling voor fotografie. (interest in – مهتم بـ)
  163. (be)danken voor
    Vergeet niet je tante te bedanken voor het cadeau! (thank for – يشكر على)
  164. geschikt zijn voor
    Dit boek is niet geschikt voor kinderen. (suitable for – مناسب لـ)
  165. gevoelig zijn voor
    Mijn vader is gevoelig voor veranderingen in het weer. (sensitive to – حساس لـ)
  166. zich interesseren voor
    Ruben interesseert zich voor geschiedenis. (interested in – يهتم بـ)
  167. kiezen voor
    Mira kiest voor een nieuwe uitdaging. (choose for – يختار)
  168. slagen voor
    Hannah is geslaagd voor haar examen. (pass – ينجح في)
  169. studeren voor
    Zij studeert voor verpleegkundige. (study for – يدرس لـ)
  170. verantwoordelijk zijn voor
    Jij bent verantwoordelijk voor het organiseren van het feest. (responsible for – مسؤول عن)
  171. zich verontschuldigen voor
    De directeur verontschuldigde zich voor zijn late aankomst. (apologize for – يعتذر عن)
  172. vrezen voor
    De ouders vrezen voor de veiligheid van hun kinderen. (fear for – يخشى من)
  173. waarschuwen voor
    Ik waarschuw je voor de gladde wegen. (warn about – يحذر من)
  174. zorgen voor
    Lucas zorgt voor zijn bejaarde ouders. (take care of – يعتني بـ)
  175. 4o

Voorbeeldzinnen

Zie hier een lijst met veelgebruikte werkwoorden met een vast voorzetsel en een voorbeeldzin. Onder de lijst: een oefening met vaste voorzetsels.



Nederlandse werkwoordenvervoeging

Vul de hele werkwoord in. Gebruik geen hoofdletters!

Terug naar het overzicht

Geef een reactie